Ganzenland

In Nederland overwinteren elke winter ruim een miljoen ganzen, dat is ongeveer de helft van het aantal ganzen in Europa! Deze ganzen komen van de toendra rond de noorpool. Het is daar koud maar er zijn ook voordelen. Door het vlakke landschap kunnen de ganzen vijanden zoals poolvossen en sneeuwuilen optijd zien aankomen. Het voedsel op de toendra is bevat weinig voedingsstoffen, maar de ganzen kunnen de hele dag dooreten zodat ze toch genoeg voedingsstoffen binnenkrijgen. De ganzen brengen hun jongen groot op de toendra, maar als het winter wordt trekken de ganzen naar het zuiden.

Als het winter wordt op de toendra, trekken de ganzen naar het zuiden. Dit doen ze niet allemaal tegelijk, sommigen trekken in een paar grote vluchten naar het zuiden en anderen trekken voor de vorstlijn uit. Trekkende ganzen vliegen in een kenmerkende V-formatie. Dat zorgt ervoor dat de ganzen die achter een andere gans vliegt voordeel heeft door de opstijgende wervelingen, dat scheelt natuurlijk een hoop energie (de helft!). De ganzen wisselen natuurlijk wel regelmatig zodat de krachten over de groep worden verdeelt.

Veel ganzen trekken naar Nederland. Nederland heeft een vlak landschap (net als de toendra) zodat de ganzen vijanden optijd kunnen zien aan komen. Ook groeit er voldoende eiwitrijk gras en is het niet heel koud in Nederlandse winters. Als het heel koud wordt en daardoor de meren en plassen dichtvriezen, dan kunnen de ganzen altijd nog naar de zee of het IJselmeer vliegen, dat is niet ver weg en er is open water. Dit alles zorgt ervoor dat Nederland een ganzenland is.