De trek

Ieder jaar trekken miljoenen vogels naar hun broed- of overwinteringsgebied. In de winter trekken de vogels naar de ideale voedselgebieden en in de zomer trekken ze naar een goede broedplek, deze vogels worden trekvogels genoemd.

Vetreserves

Voor deze grote trek hebben de vogels enorm veel energie nodig. Die krijgen ze door voor dat ze op trek gaan een vetreserve aan te maken. Ook maken de vogels soms een tussenstop om extra energie binnen te krijgen en te rusten.

Lange afstanden 

Om van het overwinteringsgebied naar het broedgebied te komen moeten er vaak enorme afstanden worden afgelegd. De Noordse stern legt de zeer lange afstanden af namelijk elk jaar twee keer 17.000 kilometer. De Noordse stern vliegt dan ook van Zuid-Afrika of de rand van de zuidpool naar de noordpool. Er zijn echter ook hele kleine vogels die enorme afstanden moeten overbruggen, bijvoorbeeld de boerenzwaluw.

Navigatie

Om altijd op de goede plaats te komen moeten de vogels goed kunnen navigeren. Doordat ze dit zo goed kunnen verdwalen ze zelden. Er zijn soorten die gebruik maken van het aardmagnetisch veld. Onderzoek heeft veel duidelijk gemaakt over de trekroutes die vogels gebruiken. Er zijn vogels geringd of uigerust met een zender waardoor kan worden bijgehouden waar de vogels zijn. Vogels met een zender kunnen via een computer worden bijgehouden en vogels met een ring worden soms tijdens hun trek waargenomen.

Enorme zwermen/v-formatie's

Voordat vogels gaan trekken verzamelen ze vaak in enorme groepen. Het voordeel hiervan is dat het een stuk veiliger is en dat er altijd ervaren vogels tussen zitten. Deze enorme groepen eten echter alles kaal en kunnen soms een totale oogst vernielen. Tijdens de trek komen vaak groepen ganzen of kraanvogels in een v-formatie over, dat heeft als voordeel dat de voorste de meeste energie moet verbruiken, maar dat de vogels daar achter het steeds gemakkelijker krijgen. Er wordt ook regelmatig van plaats gewisseld. Vogels kunnen tijdens het vliegen hun linker- of hun rechterhersenhelft uitschakelen en die kunnen dan 'uitrusten', daardoor gebruiken ze minder energie.

 

'

[25] http://gelderland.waarneming.nl/waarneming/view/82230450 geraadpleegd op 23 april ‘14

 

    

 

    

    

    

 

    


Inhoudsopgave

·        Wat is de invloed van het klimaat op de vogeltrek?

·        Wat is de invloed van het weer op de vogeltrek?

·        Wat is de invloed van het landschap op de vogeltrek?

·        Wat is de invloed van lange en korte afstandtrekkers op de vogeltrek?

·        Wat is de invloed van de mens op de vogeltrek?

·        Logboek eigen resultaten

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Invloed van het klimaat op de vogeltrek

Onderzoekers hebben, na een jarenlang vermoeden, aanwijzingen gevonden dat de klimaatverandering invloed heeft op de vogeltrek[1]. Zij hebben geringde grutto’s 20 jaar lang gevolgd. In die 20 jaar bleek er een verschuiving van twee weken te zijn in het trekpatroon, vooral de jongere grutto’s trekken eerder naar hun broedgebied. Ondanks dat de vogels eerder vertrekken komen ze meestal niet eerder aan in hun broedgebieden. Dit laatste geldt vooral voor zangvogels zo blijkt uit onderzoek.3

In de tabel hiernaast staan de trekpieken van de vinken in de jaren 2004-2014.[2] In deze tabel is geen duidelijke verandering in de trekperiode te zien. In 2014, het jaar waarvoor ik zelf informatie heb verzameld, was de trek echter wel 10 dagen eerder dan in 2004, daartussen schommelt de datum behoorlijk. De meeste vogels beginnen massaal te trekken na de eerste warme dag, aangezien de datum van die warme dag behoorlijk verschilt, verschilt de piekdatum ook. 

Vogels reageren vooral op het weer. Uit onderzoek is gebleken dat de meeste zangvogels in 2002 10 dagen eerder vertrekken dan in 1980.[3] Dit komt omdat het in Afrika eerder droog wordt en de vogels dus worden gedwongen naar het noorden te trekken. Na de oversteek over de Sahara slaan de vogels in Noord-Afrika weer extra energie op. De vogels gaan trekken bij bepaalde temperaturen. Deze verschillen jaarlijks echter behoorlijk in Europa, gemiddeld stijgt de temperatuur langzaam en dat zorgt ervoor dat de vogels steeds iets eerder gaan trekken. De vogels volgen een bepaalde temperatuurlijn die langzaam richting het noorden verschuift. De vogels vertrekken dus wel eerder uit hun overwinteringgebieden door de droogte, maar eenmaal in Zuid-Europa aangekomen blijkt het nog te koud te zijn om naar het noorden door te trekken. Door het volgen van de temperatuurlijn komen de vogels elk jaar rond dezelfde tijd aan in hun broedgebieden, dit wordt elk jaar slechts iets eerder. Het volgen van de temperatuurlijn geldt vooral voor zangvogels en roofvogels.

In de tabel[4] met de gruttotrek  is duidelijk een verschuiving zichtbaar in de trekperiode. In de periode van 2004-2014 verschuift de piek van 28 maart naar 9 maart. De grutto’s zijn zeker gevoelig voor het weer, dit is duidelijk zichtbaar in de gegevens van 2013 waar de grutto’s onverwacht later gingen trekken. Het jaar 2013 had een koud voorjaar (met een korte warme periode die wel te zien is bij de vinken maar niet bij de grutto’s) en daardoor bleven de grutto’s dat jaar langer zuidelijk.  Grutto’s hebben echter minder last van slechte weersomstandigheden dan de kleinere vogels.

De zangvogels vertrekken elk jaar wel eerder uit Afrika, maar door de vaak barre weersomstandigheden komen ze niet eerder aan op hun bestemming. Als er een dag slecht weer is trekken de kleine vogels niet verder, de grotere vogels trekken echter wel door.[5] Hierdoor komen de grutto’s wel elk jaar eerder, maar de kleinere vogels niet.

Voor bosvogels is de klimaatverandering zeer nadelig. De vogels zijn steeds vaker niet meer instaat om 1 of meerdere broedsels uit te broeden en de jongen op te voeden. Door de klimaatverandering is de rupsenpiek steeds eerder in het jaar. De vogels komen echter niet eerder waardoor ze de rupsenpiek missen die beslissend is voor het grootbrengen van de jongen. Doordat de rupsenpiek steeds vaker wordt gemist worden er steeds minder jongen grootgebracht waardoor de vogelpopulaties in de bossen afnemen. Weidevogels en moerasvogels hebben hier geen last van omdat zij niet afhankelijk zijn van rupsen en er genoeg insecten in de moerassen te vinden zijn. [6] 

Door de opwarming is er ’s winters meer voedsel te vinden in het noorden en daardoor trekken steeds minder vogels naar het zuiden. (zie: Wat is de invloed van lange en korte afstandtrekkers op de vogeltrek?)

Deelconclusie:

 

Het klimaat heeft een grote invloed op de vogeltrek. Door de verandering trekken de vogels ieder jaar eerder.

 

 

 

 

 

Invloed van het weer op de vogeltrek

Neerslag:

kraanvogels trekken na regenbui

Een regen/neerslagfront houd veel vogels aan de grond. De vogels die wel tijdens een regenbui vliegen, vliegen erg laag en zijn dus goed zichtbaar.[7] De meeste trek tijdens een regenbui is echter de grondtrek, dit houd in dat vogels van boom naar boom trekken en zo wel richting zuid (najaar) of noord (voorjaar) gaan. Na zo’n neerslagfront vindt er echter regelmatig massale trek plaats. Dat komt doordat er groepen vogels nietsvermoedend trekken en dan tegen een neerslagfront op botsen, de vogels blijven hier achter vliegen en de aantallen hopen zich op. Achter zo’n front trekken zich dus regelmatig duizenden vogels  en daardoor kan er soms opvallend veel vliegen na een regenbui. Ook voor het regenfront worden vele vogels vooruitgestuwd en trekt er dus veel meer dan tijdens de bui.

Wind:

Trekroutes van kraanvogels, als de wind oost staat komen ze ook over Nederland.

Ook de wind is een belangrijke factor in de vogeltrek. De wind stuwt vogels een bepaalde richting op. Als er in het voorjaar oostenwind is, is er grote kans op grote aantallen kraanvogels en roofvogels, bij westenwind is dit een stuk minder. In het voorjaar van 2013 was er een massale kraanvogeltrek, dit kwam door de gunstige oostenwind die de kraanvogels over Nederland heen stuwde. De dagrecords van de kraanvogeltrek zijn grotendeels in 2013 behaald.[8] In 2014, het jaar waar ik zelf heb geteld, zijn er veel minder kraanvogels overgekomen doordat er meer sprake was van zuidoostenwind. Het record in 2013 staat op 8335 kraanvogels tegenover 3014 in 2014.[9] Ook roofvogels worden door de wind een bepaalde richting ingestuurd. Het dagrecord van de wespendieven zijn 705 ex. [10] in 2013 met de wind richting N-NO, in 2012 was het dagrecord slechts 26 ex.[11] met Z-ZO wind. Doordat de wind in 2013 vanuit het noorden kwam, werden er grote aantallen wespendieven naar het zuiden gestuwd. Met de wind vanuit het zuiden hadden de vogels veel meer tegenwind en daardoor vlogen de vogels niet in groepen maar individueel of in een klein groepje.  Zangvogels trekken ook vaak als de wind gunstig is, in het voorjaar bij wind uit het zuiden en in het najaar bij wind uit het noorden. Vogels als tjiftjaf en fitis vliegen niet in groepen over, maar trekken van struik naar struik richting zuid of noord. Voor deze vogels maakt het niet veel uit hoe de wind staat.

Temperatuur:

Ook de temperatuur heeft een grote invloed op de vogeltrek. Veel vogels volgen een bepaalde temperatuurlijn als ze richting het noorden vliegen. Er zijn vogels die achter de vorstgrens aanvliegen of die net voor de vorstgrens blijven, maar er zijn ook vogels die bijvoorbeeld bij ongeveer 15 graden verder gaan trekken en telkens die ‘15 graden lijn’ blijven volgen. Soms zijn de omstandigheden dus ideaal om te trekken, maar is het nog te koud voor veel vogels. Uit  mijn eigen onderzoek blijkt dat er met goed weer en een redelijke temperatuur een redelijk aantal vogels en vooral meer soorten overkwamen[12] dan enkele dagen eerder met ook goed weer, maar met lagere temperaturen. Doordat veel vogels de temperatuurlijn volgen komen ze meestal rond de zelfde tijd aan als de voorgaande jaren, door de klimaatverandering komen ze echter iets eerder aan, dit staat echter in het niets vergeleken met de tijd dat ze eerder gaan trekken. Zo waren de boerenzwaluwen dit jaar[13] eerder als twee jaar terug.[14] De temperatuur heeft dus een grote invloed op de vogeltrek.

Deelconclusie:

 

De invloed van het weer op de vogeltrek is groot. Elke factor in het weer heeft een bepaalde invloed op de trek.

 

 

 

 

 

 

Invloed van het landschap op de vogeltrek

Het landschap bepaald wat voor soorten vogels trekken. Op zee en langs rivieren trekken veel water- en zeevogels en over weiden trekken veel roofvogels en zangvogels. Als er een heuvel in het landschap ligt, dan trekken veel vogels daar omheen. Zo wordt er op de drieberg in Ede veel minder gezien dan op Kwintelooyen (Veenendaal). Dat komt doordat Ede meer op de heuvelrug de Veluwe ligt en Kwintelooyen onderlangs, de vogels die langs                                                                          2013 1349 vogels geteld bij Kwintelooyen[15] en op diezelfde dag slechts 767 vogels op de Drieberg in Ede[16]. Ook vliegen veel vogels langs grotere wateren i.p.v. eroverheen. Daardoor kan er heel veel trek over een dijk komen. Ook over de afsluitdijk komen veel vogels[17]. Ieder type landschap heeft zijn eigen specifieke soorten.

Landschap

Soortgroepen

Zee+meren+rivieren

Watervogels

Hei

Heidevogels(+gorzen)+zangvogels

Bos

Zangvogels

Roofvogels

Open grasland

Roofvogels

Zangvogels

Weideland

Weidevogels

Roofvogels

Moeras (plas dras)

Watervogels

Roofvogels

Weidevogels

 

Deelconclusie:

 

Het landschap bepaalt welke soorten waar trekken. Door de verschillende landschappen zijn er op de ene plek andere soorten te zien als op de andere plek.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Invloed van lange en korte afstand trekkers op de vogeltrek

Er zijn lange en korte afstand trekkers. Lange afstand trekkers zoals bonte vliegenvangers vliegen naar Afrika. De korte afstand trekkers zoals de vink blijven in Europa, maar ontvluchten wel het koude noorden. Lange afstand trekkers verzamelen vaak in grote groepen en zijn dan bijvoorbeeld op de Waddenzee te zien (steltlopers) om daar een vetvoorraad op te bouwen en vervolgens weg te trekken. Korte afstand trekkers hebben niet een hele grote vetvoorraad nodig omdat ze minder vet zullen gebruiken tijdens de trek. Doordat de korte afstand trekkers minder tijd nodig hebben om naar hun overwintering- of broedgebied te trekken kunnen ze rustig van bos naar bos vliegen om op die manier onderweg te eten. De korte afstand trekkers vallen veel minder op als ze trekken. Er komen echter steeds meer korte afstand trekkers bij doordat het klimaat veranderd en er hier ook ’s winters voedsel te vinden valt. Veel tjiftjaffen vlogen eerder naar Afrika, doordat er ’s winters echter ook genoeg voedsel te vinden valt voor de meeste tjiftjaffen, blijven er steeds meer in Nederland. (zie grafiek).[18] De korte afstand trekkers trekken over een langere periode als de lange afstand trekkers en zorgen voor een spreiding in de vogeltrek. Als alle vogels die trekken naar Afrika zouden trekken, dan zou de trek dus veel korter duren. 

 

 

Deelconclusie:

 

Het verschil tussen de korte en lange afstand trekkers zorgt voor een spreiding in de vogeltrek.

 

 

 

 

 

 

 

Invloed van de mens op de vogeltrek

Ook de mens heeft invloed op de vogeltrek. Een belangrijk voorbeeld is de klimaatverandering die ingrijpende gevolgen heeft voor de vogels. Er wordt echter ook veel op trekvogels gejaagd en daarbij komen tienduizenden vogels om.[19] Door de jacht komen veel zangvogels, maar ook veel roofvogels om. Ook botsen er elk jaar weer vele vogels tegen gebouwen, windmolens en hoogspanningsmasten aan. Daardoor komen veel vogels om en is de kans dat de vogels terug komen kleiner. Er zijn echter ook positieve kanten aan het ingrijpen van de mens. Veel mensen voeren de vogels in de tuin en de trekvogels pikken daar graag een hapje mee. In mijn eigen tuin is er een waterbronnetje waar elk jaar tijdens de trek even enkele bonte vliegenvangers komen drinken.[20] Er zijn veel vogels die even in de tuin zitten en die je vervolgens voor een lange tijd niet meer ziet. Ook zorgen mensen dat enkele belangrijke natuurgebieden voor trekvogels met rust worden gelaten. De Waddenzee is een enorm belangrijk gebied en als daar teveel aan zou veranderen kan dat funest zijn voor vele trekvogels. Een bekend project is Living on the Edge. In dit project wordt er alles aan gedaan om de overwinterende vogels in de Sahel te helpen overleven.[21]   Aan de andere kant kan het ook gebeuren dat mensen een natuurgebied veranderen en dat het natuurgebied dan niet meer genoeg voedsel biedt voor de vele trekvogels.[22]

 

Deelconclusie:

 

Mensen kunnen in het voordeel en in het nadeel van trekkende vogels zijn. Door de gebouwen en het ingrijpen in de natuur vallen er veel halen veel vogels de reis niet. Er zijn echter ook projecten als Living on the Edge die de vogels helpen overleven tijdens de trek.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

                                                 Logboek eigen resultaten[23]

 

Stille vogeltrek:[24]

 

De stille vogeltrek is de niet opvallende trek. De hop in zat maar één avond in Ede en trok veel bekijks. De volgende dag was hij verdwenen. De koekoek zat even op de hei om daarna weer verder te trekken. De gekraagde roodstaarten trekken ’s nachts en rusten overdag uit. De draaihals heb ik gezien tijdens een excursie in het Deelerwoud, rond de datum dat ik hem heb gezien waren er veel waarnemingen door heel Nederland.   De eerste boerenzwaluw die ik dit jaar zag was op 5 april en de eerste gierzwaluw op 15 april. De meeste vogels in de tabel leken ter plaatse, maar waren de bijvoorbeeld de volgende dag verdwenen. De groep graspiepers zaten op een akker, maar waren twee dagen later nergens meer te bekennen, ook niet in de omgeving en zijn dus ook verder getrokken.

 

 

 

 © Marco de Haas, de hop in Ede                                                                                                                          

 

 

Kraanvogeltrek:

 

De kraanvogeltrek is een fenomeen dat twee maal per jaar plaats vindt, maar in het voorjaar het meest opvalt.  Op 8 maart werden er in de loop van de middag veel kraanvogels in Nederland gezien. ’s Avonds besloot ik ook te gaan luisteren, en na een tijdje wachten kwam er een groepje kraanvogels recht over mijn huis. Het was te donker om ze te kunnen zien, maar het geluid was duidelijk. Op 21 maart werd er vanuit de schoolbus een groep grote vogels gezien. We konden de vogels even goed zien en zagen toen dat het 6, op de thermiek cirkelende, kraanvogels waren.

 

Trektellen 8 maart:

 

Op 8 maart was ik al vroeg op de Edese heide.  Het zou een warme dag worden en ik hoopte dat veel vogels besloten om te gaan trekken. Er stond een Zuidoosten wind en dat levert meestal mooie resultaten op in het voorjaar. De bewolking was minimaal, maar bij aankomst op de hei was er wel een mistbank die het zicht grotendeels wegnam. De eerste drie kwartier moest alles op gehoor en daardoor is een hoop niet mee geteld. De telling viel tegen en, afgezien van het mooie aantal witte kwikstaarten, werd er niet veel gezien.

 

 

Trektellen 11 maart:

 

Op 11 maart was ik om half acht op de trektelpost in afwachting wat er komen zou. De wind was OZO en de het was helder. Het begint goed met een groepje kolganzen, een kruisbek en twee witte kwikstaarten. Na een kwartiertje trokken er drie buizerds over met direct daarachter vier zwarte kraaien. Een halfuur later vlogen er negen grauwe ganzen over en bijna gelijk daarna kwamen de nijlgansen. Aan het eind van de telling kwamen er ook nog drie raven over met drie kauwen en een zwarte kraai achter zich aan. Tussen de houtduiven zat één Holenduif. De vinken trokken in kleine groepjes van  hooguit vijf exemplaren over.  Er  trokken aardig wat soorten over, maar de aantallen vielen tocht tegen. De teller bleef steken op 122 exemplaren en 17 soorten.

©Marco de Haas

 

 

Trektellen 29 maart:

 

Op 29 maart stond er een krachtige wind vanuit OZO. Er was geen bewolking en de temperatuur was aangenaam. Ik hoopte dat door de krachtige zuidoostelijke wind er meer vogels over Nederland werden gedreven.  Bij aankomst op de hei kwam er een groep van 21 aalscholvers over mij heen gevlogen. Eenmaal op de post kwamen er nog twee aalscholvers en een blauwe reiger overgevlogen voordat ik camera, verrekijker en telescoop had uitgepakt. Na deze ontvangst hoopte ik op meer vogels, maar het viel erg tegen. Na ongeveer drie kwartier alleen naar een buizerd en twee grauwe ganzen te hebben gekeken, kwam er een boompieper in beeld, die waren vroeg dit jaar! Daarna kwamen er nog enkele houtduiven en een Holenduif over. In het laatste kwartier kwamen er ook nog 9 witte kwikstaarten en 9 vinken over en even hoopte ik dat er meer zou volgen, maar er kwam niks meer over.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Trektellen 2 april:

 

Bij aankomst op de trektelpost was het zicht ronduit belabberd. De wind kwam uit het oosten en ik hoopte dat daardoor meer vogels over Nederland zouden trekken.  Door het slechte zicht waren de eerste twee ganzen niet te op naam te brengen, de 14 grauwe ganzen waren ook slecht zichtbaar, maar doordat ze goed van zich lieten horen. Na een kwartiertje kwamen twee aalscholvers over, direct gevolgd door twee blauwe reigers. Verrassend  waren het aantal putters en de kleine mantelmeeuw. De houtduiven en graspiepers kwamen veelal  individueel overvliegen. Door het slechte zicht waren elf zangvogels niet op naam te brengen. Tegen het eind van de telling kwam er nog een sperwer over die strak richting noord vloog.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

©Marco de Haas

 

 

Deelconclusie:

 

Vogels lijken bij een krachtige wind liever aan de grond te blijven, ook als de wind goed staat. Tijdens de telling van 11 maart was de wind zwak en kwam uit OZO. Tijdens de telling van 29 maart kwam de wind ook vanuit OZO, maar de wind was veel krachtiger. Op 29 maart kwam er ook veel minder over dan op 11 maart. Als er een mistbank is trekken de grotere vogels zoals ganzen eerder dan de zangvogels, maar gelijk na het optrekken van de mist kwamen er meer zangvogels dan bij een telling met helder zicht. 

 

 

 

 

©Marco de Haas                                                                                                           uitzicht vanaf de trektelpost

Eindconclusie

Samenvatten:

Invloed van het klimaat op de vogeltrek:

Het klimaat heeft een grote invloed op de vogeltrek. Door de verandering trekken de vogels ieder jaar eerder.

 

Invloed van het weer op de vogeltrek:

De invloed van het weer op de vogeltrek is groot. Elke factor in het weer heeft een bepaalde invloed op de trek.

Invloed van het landschap op de vogeltrek:

Het landschap bepaalt welke soorten waar trekken. Door de verschillende landschappen zijn er op de ene plek andere soorten te zien als op de andere plek.

Invloed van lange en korte afstand trekkers op de vogeltrek:

Het verschil tussen de korte en lange afstand trekkers zorgt voor een spreiding in de vogeltrek.

 

Invloed van de mens op de vogeltrek:

Mensen kunnen in het voordeel en in het nadeel van trekkende vogels zijn. Door de gebouwen en het ingrijpen in de natuur vallen er veel halen veel vogels de reis niet. Er zijn echter ook projecten als Living on the Edge die de vogels helpen overleven tijdens de trek.

 

Logboek eigen resultaten:

 

Vogels lijken bij een krachtige wind liever aan de grond te blijven, ook als de wind goed staat. Tijdens de telling van 11 maart was de wind zwak en kwam uit OZO. Tijdens de telling van 29 maart kwam de wind ook vanuit OZO, maar de wind was veel krachtiger. Op 29 maart kwam er ook veel minder over dan op 11 maart. Als er een mistbank is trekken de grotere vogels zoals ganzen eerder dan de zangvogels, maar gelijk na het optrekken van de mist kwamen er meer zangvogels dan bij een telling met helder zicht. 

Conclusie:

Welke factoren zijn van invloed op de vogeltrek?

Conclusie:             

1.      het veranderende klimaat

2.      het weer

3.      het landschap

4.      het verschil tussen korte en lange afstand trekkers

5.      de mens

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Datum:

Aantal uren:

Bezig geweest met:

8 maart

2

Trektellen

11 maart

1

Po

11 maart

2,5

Trektellen

25 maart

1,5

Po

29 maart

2

Trektellen

2 april

2

Trektellen

2 april

1,5

Po

10 april

0,5

Po

11 april

1,5

Po

14 april

1

Po

16 april

0,5

Po

19 april

1

Po

21 april

1

Po

22 april

1,5

Stille vogeltrek

8 maart

0,5

Kraanvogeltrek[25]

23 april

1,5

Po

24 april

1,5

Po

25 april

2,5

Po

28 april

2,5

Po

29 april

2,5

Po

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 



[2] 2014= eigen onderzoek, bron van overige jaren:  http://waarneming.nl/soort/stats/193?tab=&id=&user=0&area=0&year=1991&month=3&sex=0 geraadpleegd op 11 maart ‘14

[9] http://trektellen.nl/dagrec.asp?telpostland=1&telpost=- 1&soort=129&geslacht=&leeftijd=&kleed=&jaar=2014&mnd=  geraadpleegd op 11 april ‘14

[20] Eigen onderzoek (afgelopen jaren bijgehouden)

'