Goudplevier (Pluvialis apricaria)
Lengte: 27cm
Broedt vrij algemeen in hooglandmoerassen en heidevelden, hoogveen en plateaus; in zuiden minder talrijk. Tijdens trek en ’s winters op geploegde akkers, weilanden, uitgestrekte grasvlakten, soms op moddervlakten, doorgaans in dicht zwermen (soms enorm groot) vaak met Kieviten. Vlucht snel en krachtig; tijdens trek soms in stompe V-formatie. Noordelijke populaties in zomerkleed veelal contrastrijker en helderder dan de zuidelijke. Beide ’s winters geen zwart op onderdelen. Juv. geel-bewaasd bruin. Goudplevier heeft zeer vage vleugelstreep en geen lichte kleur op staart/stuit. Witte okselveren. Fluit monotoon melancholiek op verschillende hoogte ‘pieieh’ en ‘pijuuh’. Tijdens baltsvlucht (met stijve, langzaam bewegende vleugels) een fluitend, erg melancholiek, ritmisch ‘pleu-íéíe’-u, pleu-íéíé-u-…’. Dit wordt vaak gevolgd door herhaald ‘perpúúúija-perpúúúija-…’ (ook tijdens de trek).