Gierzwaluw (Apus apus)
Lengte: 17cm
Algemeen. Vrijwel overal in de lucht te zien, meest in nabijheid van steden en dorpen. Nestelt in kleine kolonies onder dakpannen of in ventilatiegaten, ook in kerktorens; soms in spechteholen. Voedt zich met in de lucht vliegende insecten, verzameld op hoogten van 4 km. Als slecht weer foerageren in broedgebied onmogelijk maakt, vindt vaak massale trek plaats naar andere delen van het land; jongen zijn dan tijdelijk in semiverdoving. Effen dof zwartbruin verenkleed met lichte keel. Cf. Vale gierzwaluw. Groter dan Huis- en Boerenzwaluw met langer, smaller, stijver, sikkelvormige vleugels (zeer lange hand, korte arm) en gestroomlijnd lichaam. Uitstekende vlieger; gewone vlucht snel met snelle vleugelslagen (lijkt alsof vleugels beurtelings worden bewogen). Vliegen (vaak in krijsende groepjes vlak boven de daken) accuraat en snel als een pijl de nestplaatsen in. Vaak hoog in de lucht rustig ‘drijvend’ te zien. Slaapt er soms. Paart in de lucht. Kan moeilijk opvliegen van de grond, vooral uit lang gras. Roep: krijsend ‘srrrrieieie’.