Frater (Carduelis flavirostris)

Lengte: 13cm

Broedt op hooggelegen heidevelden, ook aan de kust. 's Winters op gecultiveerd laagland, braakliggende gronden, langs vlakke kusten e.d., zoekend naar voedsel tussen hoge onkruiden. Niet schuw, wel rusteloos; daardoor moeilijk goed te zien, vliegt vaak ver weg. Lijkt veel op Kneu en Barmsijs. Vaak samen met deze. Vergeleken met Barmsijs: langere staart, meer geligbruin en niet donker op voorhoofd en keel; lijkt op vrouwtje Kneu, maar snavel is heldergeel ('s zomers grijsbruin als Huismus-vrouwtje), wanger en borst geler bruin, keel ongestreept dofgeel (net witachtig en gestreept), vleugel heeft barmsijsachtige lichte streep (tippen vsn grote dekveren); minder wit op buitenste handpennen dan Kneu. Poten zwart. Mannetje heeft roze stuit, in veld moeilijk te ontdekken, vooral in najaar/winter. Typische roep is nasaal 'twíé-jit', volkomen karakteristiek, wordt vooral gehoord in grote zwermen. Ook kwetterend 'jek, jek' dat iets weg heeft van roep van Barmsijs en Keep, maar ook van Kneu en Groenling. Zang kwetterend, vermengd met roepen.