Franklins meeuw (Larus pipixcan)
Lengte: 35cm
Zeer zeldzame dwaalgast uit N.-Amerika. Iets kleiner dan Kokmeeuw; rondere vleugels. Kan alleen verward worden met Lachmeeuw. In alle kleden opvallend wit half maantje boven en onder oog ('gezwollen oogleden'), duidelijker dan bij Lachmeeuw. Vrij zware snavel, korter en minder gebogen bovenrand dan bij Lachmeeuw. Adukt zwarte kop, donkergrijze mantel en bovenvleugel, duidelijke witte achterrand; witte vlekken in zwart en witte vleugeltip. Midden van staart lichtgrijs. In 1e winter is, net als bij adult, kop half donker (donkerder en duidelijker afgescheiden dan bij andere wintermeeuwen), vrij smalle, donkere staarteindband, die binnenste pennen licht laat (1e winter Lachmeeuw heeft bredere eindband en over alle pennen), lichte ondervleugel (Lachmeeuw vrij donker getekend op vleugeldekveren). Ruit twee maal per jaar, de 2e in vroege voorjaar vóór de noordwaartse trek: d.w.z. dat 1e zomervogels terugkeren met een meer adult type vleugel, maar zonder wit tussen vleugeltippen en rest van bovenvleugel; voorrand handpennen zwartachtig; kop is half of vrijwel volledig donker.