Dwergmeeuw (Larus minutus)
Lengte: 28cm
Broedt in O.-Europa bij met riet begroeide meren en moerassen. (In Ned. zeldzame, onregelmatige broedvogel.) Vaak tussen kokmeeuwen. 's Winters op zee. Kleinste Europese meeuw. Jaagt 's avonds op vliegende insecten boven riet als Kokmeeuw; vlucht sneller en soepeler. Vangt ook insecten van watervlak. Hele jaar hebben adults afgeronde vleugels, van boven grijs-wit, van onderen zwartachtig met contrasterende kop, zwart loopt door tot in nek. Juv. heeft puntiger vleugels, licht van onderen, schuine zwarte band over bovenvleugel. Rug, mantel en schedel zwartbruin. Rug wordt grijs in 1e herfst, maar donkere bovenkant mantel blijft langer (lijkt dan op Drieteenmeeuw). Is echter kleiner, heeft donkere armpennen en vaak roetgrijze schedel. Volgend voorjaar/begin zomer ontstaat zwarte kop; vleugelstreep nog aanwezig. Roep: luid, nasaal 'kep', vaak herhaald in serie. Baltsroep 'ke-keee-ke-keeee-ke-keeee-.'en vliegt dan met lage vleugelslagen en omhooggestrekte hals.