Dwerggors (Emberiza pusilla)
Lengte: 13cm
Schaarse broedvogel in N.O.-Europa, mischien jaarlijks in N.O.-Finland maar onregelmatiger verder westelijk. Prefereert vochtig, open bosland. Zeer zeldzame gast verder zuidwaarts. (In Ned. zeer zeldzame onregelmatige gast.) Zomerkleed: rossigbruine kop (adult mannetje ook kin) met zwarte strepen aan kruinzijden (lichte, rossigbruine streep over midden van kruin karakteristiek), roestbruine wangen, gedeeltelijk zwart omrand. Ondanks geringere grootte is verwarring mogelijk met juv. Rietgors in najaar, echter herkenbaar aan effen roestkleurig geelbruine wangvlek (niet donker en zwart-bruin-wit) waarvan zwarte rand aan onderkant niet tot snavel reikt, verhoudingsgewijs iets langere snavel met rechte (niet convex) bovenrand, dofbruine (niet roodbruine) kleine vleugeldekveren boven (niet altijd te zien bij zittende vogel), lichtere poten en gewoonlijk smallere, korter en zwarter streepjes op onderdelen. Vaak lichte oogring en vaak gelig wit streepje. Roep hard, scherp klikkend 'tsik' als onv. Appelvink. Zang: vrij bedaard, gevarieerd, met verschillende motieven van Ortolaan en Rietgors.