Brilduiker (Bucephala clangula)

Lengte: 48cm

Spanwijdte: 79cm

Vrij algemene broedvogel in noordelijke bossen. Nestelt in holen van Zwarte specht en nestkasten. In laatste 30 jaar in aantal toegenomen, waarschijnlijk dank zij het verschaffen van nestkasten. Geharde soort; trekt alleen zuidelijk om ijs te ontvluchten. 's Winters langs de kust, ook in bassins e.d. Houdt zich het meest op in kleine groepjes, niet in zwermen als b.v. Kuifeend. Schuwer dan de andere duikeenden. Kop groot, typisch van vorm: driehoekig met de top in het midden van de kruin. Bij de woerd is de grote witte vlek tussen snavel en ogen op grote afstand zichtbaar. Flanken glanzend wit als bij Grote zaagbek, maar achterkant zwart. Beide geslachten hebben witte vleugelvlekken als de zaagbekken, maar duidelijke donkere ondervleugels. Onv. vogels missen de gele ogen van het vrouwtje en de witte halsring: grotendeels donker grijsbruin maar met witte vleugelspiegel en de typische kopvorm van de soort. Donsjongen hebben witte wangen. Woerd produceerd muzikaal fluitend geluid met de vleugels-in noordelijker landen een bekend fenomeen als de Brilduikers in het voorjaar 's nachts overtrekken. Trekkers rusten vaak op meren in laagvlakten. Tijdens de balts gooit het mannetje de kop achterover op de rug, spat met zijn poten en laat een raspend 'bi-bieiezt' horen (dat vergezeld gaat met een laag, hol Krakeendachtig geratel). Het wijfje laat een raspend 'berr-berr-...' horen als zij boven het broedterritorium vliegt.