Bosruiter (Tringa glareola)

Lengte: 22cm

In noorden vrij gewone broedvogel in zegge-vennen en in hoogland-berkenbossen. (In Nederland voormalige broedvogel.) Broedt normaliter in zeggepollen (bij uitzondering in oud lijsternest). Doortrek april-mei (schaars) en in juli (vrij talrijk), b.v. drassige meeroevers, gewoonlijk solitair, soms in groepjes. Minder solitair dan Witgatje. Lijkt hier het meest op, maar rug is minder donkerbruin en is dicht en zwaar gevlekt. Romp/staart niet zo zuiver wit; vlekking op borst wordt naar flanken minder en ondervleugels verhoudingsgewijs licht. Poten olijfgeel. Roep is herhaald, vloeiend, fluitend 'tjief-fier-fief'; baltsroep een snel, aangenaam gejodel 'tlieie-lie-tieie-lie-tieke-lie-...'; alarm 'kip-kip-...'.