Bonte strandloper (Calidris alpina)

Lengte: 18cm

Niet algemene broedvogel van grazig moerasland met poelen, laaglandmossen en zoutmoerassen. Grote groepen komen van de toendra's in noordoosten. Op zuidwaartse trekroute in grote dichte zwermen op kustvlakten, ook vrij algemeen in binnenland (modderige gebieden, vloeivelden e.d.). Adulten in zomerkleed hebben zwart op de buik, 's winters grijsbruin van boven, wit van onderen; vrij lange snavel iets naar beneden gebogen. Juv. van boven contrastrijk getekend (vrijwel als Kleine strandloper) maar te onderscheiden door dicht grijs gevlekte flanken. In sept. verschijnen rijen grijs in de winterse veren van de vleugels. Roep een piepend, fluitend 'kieierrr', maar de geluiden die geproduceerd worden in een foeragerende zwerm zijn heel anders: 'bieiep, bieiep, bieiep,...'. Baltsgezang is een serie snorrende geluiden 'rhoeieie' gevolgd door een trillend, afdalend en in snelheid afnemend 'ririririririri'.