Bergfluiter
Algemene informatie
Lengte: 10,5-11,5 cm
De Bergfluiter (Phylloscopus bonelli) broedt in Midden- en Z-Europa in beboste berggebieden (kurkeiken, pijnbomen), ook op geringe hoogte. Zeldzame gast in NW-Europa. Hij overwinterd in het tropische W-Afrika.
Kenmerken
De Bergfluiter hjeeft licht olijfbruine bovendelen (grijzer bij vorm ui ZO-Europa orientalis) met groeniggele randen rond slag- en staartpennen, groeniggeel getinte stuit (bij adult), witte onderdelen en lichte oordekveren. Juv. onduidelijk contrast tussen rug en stuit. De Bergfluiter is actief en houdt zich schuil in gebladerte.
Geluid
De roep is bij agitatie helder, luid, 2-lettergrepig 'huu-ieief' (beide even hoog). Variant 'diejoewie' als van Groenling. Zang seconde lange 'losse' triller, zacht en helder, 'lachend', lijkt op slot van zang van Fluiter in langzamer tempo 'swie-wie-wie-wie-wie'. Vaak in 2 zangvarianten, verschillend in snelheid. In ZO-Europa is roep verschillend, een karakteristiek 'tsjiff' als van jonge Huismus.