Baardgrasmus
Algemene informatie
Lengte: 12,5 cm Spanwijdte:
De Baardgrasmus (Sylvia mystacea) broedt in Z.-Europa in lage bosjes in droge struikgebieden en ook open plekken in bossen. Hij nesteld in dichte struiken. Verder overwinterd hij ten zuiden van de Sahara.
Kenmerken
Het mannetje is boven blauwgrijs, donkergrijze vleugels en heeft een roestkleurig-oranje kin, borst en flanken. Hij heeft ook opvallende witte baardstreep en rode oogring. Het vrouwtje is doffer, minder blauwgrijs en roestkleurig oranje, lichte baardstreep meestal zichtbaar; roodachtig bruine oogring met een rond wit ringetje. Vrouwtje en juv. zijn best te onderscheiden van brilgrasmus door de grijsbruine, niet roodbruine bovendelen; van juv. Kleine zwartkop door lichtere, bruinere kleuren en van Braamsluiper door lichtbruine poten, bleke oogring, geligbruine tint op onderdelen en geen donkere oogstreek. Hij leeft verborgen in struikgewas.
Geluid
De roep is 'tett' als Braamsluiper (niet zo luid) en tevens series klikkende tonen, gedempter dan van Kleine zwartkop en droger, 'trett-trett-trett-trett-trett'. Vaak aan het eind van 1 of 2 'tett'-toontjes. Bij agitatie wordt ratelend 'prrrrt' geuit, dat iets weg heeft van een Kuifmees. Zang gemakkelijk te verwarren met die van Kleine zwartkop en Rüppells grasmus, maar helderder en gevarieerder strofen, 'rukkend' en kwetterend als van Kneu, strofen gewoonlijk langer. De baardgrasmus zingt vanuit een struik of tijdens een korte baltsvlucht.