Alpenkauw
Algemene infomatie
Lengte: 36-39 cm Spanwijdt: 65-74 cm
De Alpenkauw (Pyrrhocorax graculus) broedt in Z.-Europa in hooggebergte tot de sneeuwgrens. Hij bezoekt 's winters de dalen en is vaak in dorpen, maar zelfs dan op de hoogste plaatsen. De Alpenkauw is een koloniebroeder in rotsspleten en -gaten. Hij broedt alleen in de bergen. Zijn voedsel bestaat in de zomer vooral uit insecten en in de winter vooral uit bessen, zaden en etensresten.
Kenmerken
De Alpenkauw lijkt op Alpenkraai, maar hij heeft kortere gele snavel, minder glanzend verenkleed, onduidelijker 'vingers' aan vleugeltoppen en een langere staart. De juv. heeft donkerder poten dan adult en zwavelgele snavel (juv. Alpenkraai bruinig). De Alpenkauw is van kauw te onderscheiden (ook op afstand) door duidelijker gevingerde vleugeltippen, iets langere staart met smallere basis en - onder goede belichting - donkere ondervleugels, donkerder dan grijze slagpennen (Kauw effen grijs van onderen).
Geluid
De Alpenkauw heeft een typische roep die helder is, doordringend 'tsi-èh' (scherp beginnend, 'jammerend'). Ook 'krrrieie' (als jonge spreeuw in nestholte). De beide geluiden hebben iets 'elektrisch'. Ze zijn net als een steen die op nieuw ijs wordt gegooid. De andere geluiden lijken meer op die van Alpenkraai.